Oude Hollandse Waterlinie
In 1672 werd de Oude Hollandse Waterlinie in werking gesteld. Van Muiden tot Heusden zette men polders onder water. Deze watervlakte van vaak maar 40 cm diep, was te ondiep om te bevaren. Paarden, wagens en kanonnen konden niet verder door de modder. De onzichtbare sloten waren gevaarlijk voor soldaten die in die tijd niet konden zwemmen.
Zwakke plekken waren de rivieren, die wel bevaarbaar waren en waar langs de dijken boven het water uit staken. Deze rivieren werden bewaakt door vestingsteden als Muiden, Schoonhoven en Gorinchem. Of men legde speciaal schansen aan, zoals bij de Goejanverwellesluis in Hekendorp, of in Nieuwerbrug.
Voor de boeren die in de polders woonden was dit natuurlijk een ramp. Hun vee kon niet meer grazen en gewassen rotte weg op het land.
Daarom kwamen ze in opstand, maalden ze ’s nachts stiekem water uit de polder, of gooiden ze de gaten in de dijken dicht. Hongerige soldaten, die vaak lang op hun soldij moesten wachten, werden hierbij soms omgekocht. Voor een stuk kaas keken ze graag de andere kant op.
Dit verzet stopte pas, toen de prins hiervoor de doodstraf afkondigde.
Na het rampjaar verschoof de Oude Hollandse Waterlinie naar het oosten van Woerden.
Na de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is onze Oude Hollandse Waterlinie opgeheven.